1. Wie zal er ons kindeke douwen
en doet het zijn moederken niet?
Wie zal er zijn dekentjes vouwen,
dat 't schaars door een holleken ziet?
R.: Kleine, kleine moederk' alleen
Douw, douw, douwderideine.
Kleine, kleine moederk' alleen.
Kan van uw wiegske niet scheên.
2. Wie zal naar ons kindeke kijken,
die bleuzenden stouten kapoen?
Wie zal er zijn hemdekes strijken,
zijn haarken in krullekes doen?
R.
3. Wie zou voor ons kindeke derven
haar laatste kruimelke brood?
Wie zou er, wie zou er voor sterven
en lachen op kind en op dood?
R.
English translation
1. Who will push our baby if
it isn't its mother?
Who will fold its blankets such
that it can peep through a hole?
R.: Little, little mother alone,
Douw, douw, douwderideine.
Little, little mother alone,
cannot be torn from your cradle.
2.Who will watch over our baby,
that blushing and naughty "capon"?
Who will iron its shirts and
comb little curls in its hair?
R.
3.Who would give up for our baby,
her very last crumb of bread?
Who would, who would die for it
and laugh with her child and at death?
R.